Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.
NaSk1 K7
NOVA MAX H5 (Boek 3B)
Onvoldoende
|
Voldoende
|
Goed
|
Opdrachten
|
|
---|---|---|---|---|
Ik kan beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden. Ik kan uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt en of dit diffuse of spiegelende terugkaatsing is. | Ik kan niet beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden. Ik kan 0 -1 van de onderstaande manieren uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn. |
Ik kan wel / niet beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden. Ik kan 2 van de onderstaande manieren uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn. |
Ik kan beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden. Ik kan uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn. |
H5.1 Opdrachten 1 t/m 7 |
Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht. | Ik heb geen idee hoe dit moet. |
Ik weet het wel maar soms doe ik het nog verkeerd. Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht. Dit doe ik met randstralen. |
Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht. Dit doe ik met randstralen. |
H5.1 Opdracht 8 |
Ik kan uitleggen hoe lichtstralen door een vlakke spiegel worden teruggekaatst, ik kan dit tekenen en ik kan het spiegelbeeld van het voorwerp tekenen. | Ik weet wel dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek niet opmeten. Ik weet wel / niet dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat. Ik kan dit niet tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek. |
Ik weet wel dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek wel / niet opmeten. Ik weet wel dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat. Ik kan dit een beetje tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek. |
Ik weet dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek opmeten. Ik weet dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat. Ik kan dit wel tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek. |
H5.1 Opdrachten 3, 7 t/m 10 |
Ik kan via een spiegel het gezichtsveld van iemand tekenen | Ik kan dit niet tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek. |
Ik kan dit een beetje tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek. |
Ik kan dit wel tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek. |
H5.1 Opdrachten 11, 12 |
Ik kan uitleggen hoe ik de verschillende kleuren licht in zonlicht zichtbaar kan maken en ik kan uitleggen hoe deze ontstaan. Ik kan de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde opnoemen. Ik kan behalve licht nog twee soorten straling benoemen die door de zon worden uitgezonden | Ik weet wel / niet dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet. Ik weet niet dat je naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien. |
Ik weet wel dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet. Ik weet van de onderstaande onderdelen er 1 te noemen: Naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien. |
Ik weet dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet. Naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien. |
H5.2 Opdrachten 1 t/m 9 |
Ik kan drie kenmerkende effecten van UV-straling benoemen en uitleggen hoe je jezelf hiertegen kan beschermen. Ik kan drie toepassingen van IR-straling in het dagelijks leven beschrijven | Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen. UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden. Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand. Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn. |
Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen. UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden. Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand. Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn. |
UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden. Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand. Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn. |
H5.2 Opdrachten 1 t/m 3, 8 t/m 10 |
Ik kan de werking van kleurenfilters uitleggen. | Ik begrijp dit niet. Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht. Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets. Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren |
Ik begrijp dit een beetje. Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht. Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets. Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren |
Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht. Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets. Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren. |
H5.2 Opdrachten 11, 12 |
Ik kan het verschil beschrijven tussen positieve en negatieve lenzen en hoe deze een bundel (zon)licht breken. | Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen. Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen. Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel. Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel. |
Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen. Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen. Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel. Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel. |
Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen. Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel. Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel. |
H5.3 Opdrachten 1, 2, 4, 6 |
Ik kan uitleggen wat er wordt bedoeld met het brandpunt en het brandpuntsafstand. | Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 uitleggen. Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen. Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt. |
Van de onderstaande alinea's kan ik er 1 uitleggen. Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen. Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt. |
Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen. Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt. |
H5.3 Opdrachten 2 t/m 4 |
Ik kan het verschil uitleggen tussen een reëel beeld en een virtueel beeld. | Ik begrijp dit niet. Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld. |
Ik begrijp dit een beetje. Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld. |
Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld. |
H5.3 Opdracht 7 |
Ik kan het beeld tekenen bij een positieve lens en hierin de voorwerpsafstand en de beeldafstand opmeten. | Ik kan dit niet. Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek. Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand. |
Ik kan dit een beetje of soms slordig. Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek. Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand. |
Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek. Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand. |
H5.3 Opdrachten 6 t/m 8 |
Ik kan zeven onderdelen van het oog aanwijzen, benoemen en de functie toelichten van 4 onderdelen. | De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan ik minder dan 3 benoemen. Ik kan 0 - 1 van de onderstaande onderdelen: netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is. |
De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan ik 3 - 4 benoemen. Ik kan 2 - 3 van de onderstaande onderdelen netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is. |
De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan je benoemen. Ik kan van het netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is. |
H5.4 Opdracht 1 (lezen / leren tekst blz. 47 in je boek) |
Ik kan beschrijven hoe ogen een beeld vormen van de wereld. Hoe ogen zich scherpstellen, wat bijziendheid en verziendheid is en hoe deze afwijkingen gecorrigeerd kan worden. | Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen. Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller. Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens. |
Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen. Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller. Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens. |
Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller. Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens. |
H5.4 Opdrachten 2 t/m 8 |
Ik kan niet beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.
Ik kan 0 -1 van de onderstaande manieren uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn.
Ik kan wel / niet beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.
Ik kan 2 van de onderstaande manieren uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn.
Ik kan beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.
Ik kan uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn.
H5.1 Opdrachten 1 t/m 7
Ik heb geen idee hoe dit moet.
Ik weet het wel maar soms doe ik het nog verkeerd.
Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht. Dit doe ik met randstralen.
Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht. Dit doe ik met randstralen.
H5.1 Opdracht 8
Ik weet wel dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek niet opmeten.
Ik weet wel / niet dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat.
Ik kan dit niet tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.
Ik weet wel dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek wel / niet opmeten.
Ik weet wel dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat.
Ik kan dit een beetje tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.
Ik weet dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek opmeten.
Ik weet dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat.
Ik kan dit wel tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.
H5.1 Opdrachten 3, 7 t/m 10
Ik kan dit niet tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.
Ik kan dit een beetje tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.
Ik kan dit wel tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.
H5.1 Opdrachten 11, 12
Ik weet wel / niet dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet.
Ik weet niet dat je naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien.
Ik weet wel dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet.
Ik weet van de onderstaande onderdelen er 1 te noemen: Naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien.
Ik weet dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet.
Naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien.
H5.2 Opdrachten 1 t/m 9
Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen.
UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden.
Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand.
Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn.
Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen.
UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden.
Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand.
Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn.
UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden.
Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand.
Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn.
H5.2 Opdrachten 1 t/m 3, 8 t/m 10
Ik begrijp dit niet.
Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht.
Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets.
Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren
Ik begrijp dit een beetje.
Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht.
Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets.
Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren
Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht.
Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets.
Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren.
H5.2 Opdrachten 11, 12
Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen.
Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen.
Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel.
Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel.
Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen.
Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen.
Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel.
Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel.
Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen.
Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel.
Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel.
H5.3 Opdrachten 1, 2, 4, 6
Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 uitleggen.
Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen.
Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt.
Van de onderstaande alinea's kan ik er 1 uitleggen.
Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen.
Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt.
Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen.
Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt.
H5.3 Opdrachten 2 t/m 4
Ik begrijp dit niet.
Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld.
Ik begrijp dit een beetje.
Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld.
Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld.
H5.3 Opdracht 7
Ik kan dit niet.
Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek.
Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand.
Ik kan dit een beetje of soms slordig.
Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek.
Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand.
Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek.
Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand.
H5.3 Opdrachten 6 t/m 8
De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan ik minder dan 3 benoemen.
Ik kan 0 - 1 van de onderstaande onderdelen: netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is.
De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan ik 3 - 4 benoemen.
Ik kan 2 - 3 van de onderstaande onderdelen netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is.
De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan je benoemen.
Ik kan van het netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is.
H5.4 Opdracht 1 (lezen / leren tekst blz. 47 in je boek)
Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen.
Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller.
Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens
Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens.
Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen.
Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller.
Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens
Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens.
Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller.
Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens
Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens.
H5.4 Opdrachten 2 t/m 8