Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.
NaSk1 K9 Naam: ................
NOVA Hoofdstuk 1 + 6 Klas: ...........
Onvoldoende
|
Voldoende
|
Goed
|
|
---|---|---|---|
Ik kan uitleggen waaraan je kan zien dat een kracht ergens op werkt of heeft gewerkt en benoemen welke soort kracht dit is. | Ik kan niet uitleggen dat een kracht ervoor kan zorgen dat:
Ik kan 0 - 2 van de onderstaande krachten benoemen als oorzaak voor een kracht: spierkracht; spankracht; veerkracht; zwaartekracht; wrijvingskracht; elektrische kracht en magnetische kracht. |
Ik kan wel uitleggen dat een kracht ervoor kan zorgen dat:
Ik kan 3 - 4 van de onderstaande krachten benoemen als oorzaak voor een kracht: spierkracht; spankracht; veerkracht; zwaartekracht; wrijvingskracht; elektrische kracht en magnetische kracht. |
Ik kan uitleggen dat een kracht ervoor kan zorgen dat:
Ik kan benoemen dat dit komt door bijvoorbeeld spierkracht; spankracht; veerkracht; zwaartekracht; wrijvingskracht; elektrische kracht en magnetische kracht. |
Ik kan een kracht tekenen als een vector (pijl) met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting. | Ik kan een kracht niet tekenen als pijl (vector) |
Ik kan een kracht een beetje tekenen als pijl (vector) het gaat nog mis op 2 van de onderstaande punten. Deze begint in het aangrijpingspunt van het voorwerp. Deze gaat de richting op van de kracht. Deze heeft de lengte van de kracht. |
Ik weet dat de kracht getekend wordt door een pijl (vector). Deze begint in het aangrijpingspunt van het voorwerp. Deze gaat de richting op van de kracht. Deze heeft de lengte van de kracht. |
Ik kan de zwaartekracht tekenen vanaf het zwaartepunt van een voorwerp en ik kan deze berekenen. | Ik weet wel / niet dat de: vector (pijl) van de zwaartekracht begint in het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden. De zwaartekracht kan ik niet berekenen met onderstaande formule. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan. Fz = m * g Fz = zwaartekracht in N (newton) m = massa in kg g = 10 N/kg (op aarde) |
Ik weet wel dat de: vector (pijl) van de zwaartekracht begint in het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden. De zwaartekracht kan ik wel berekenen met onderstaande formule. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan. Fz = m * g Fz = zwaartekracht in N (newton) m = massa in kg g = 10 N/kg (op aarde) |
De vector (pijl) van de zwaartekracht begint in het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden. De zwaartekracht kan ik berekenen met onderstaande formule. Deze formule kan ik omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan. Fz = m * g Fz = zwaartekracht in N (newton) m = massa in kg g = 10 N/kg (op aarde) |
Ik kan het verschil beschrijven tussen elastische en plastische vervorming | Onderstaande twee begrippen ken ik niet. Ik weet dat plastische vervorming blijvend is, deze gaat dus niet meteen terug naar de oude vorm. Ik weet dat elastische vervorming tijdelijk is, deze gaat meteen terug naar de oude vorm (bijvoorbeeld een elastiek loslaten) |
Van de onderstaande twee begrippen ken ik er 1. Ik weet dat plastische vervorming blijvend is, deze gaat dus niet meteen terug naar de oude vorm. Ik weet dat elastische vervorming tijdelijk is, deze gaat meteen terug naar de oude vorm (bijvoorbeeld een elastiek loslaten) |
Ik weet dat plastische vervorming blijvend is, deze gaat dus niet meteen terug naar de oude vorm. Ik weet dat elastische vervorming tijdelijk is, deze gaat meteen terug naar de oude vorm (bijvoorbeeld een elastiek loslaten) |
Ik kan het verband beschrijven tussen de uitrekking en de kracht op een veer en hoe ik deze moet meten met een veerunster (krachtmeter). | Ik weet niet dat de uitrekking van een spiraalveer laat zien hoe groot de kracht is die op de veer wordt uitgeoefend. Als de kracht 2x zo groot wordt dan wordt de uitrekking ook 2x zo groot. Dit kan ik meten met een veerunster (krachtmeter). Voor het meten van kleine krachten kan je het beste een slappe veer gebruiken en voor het meten van grote krachten kan je het beste een stugge (sterke) veer gebruiken. |
Ik weet een beetje dat de uitrekking van een spiraalveer laat zien hoe groot de kracht is die op de veer wordt uitgeoefend. Als de kracht 2x zo groot wordt dan wordt de uitrekking ook 2x zo groot. Dit kan ik meten met een veerunster (krachtmeter). Voor het meten van kleine krachten kan je het beste een slappe veer gebruiken en voor het meten van grote krachten kan je het beste een stugge (sterke) veer gebruiken. |
Ik weet dat de uitrekking van een spiraalveer laat zien hoe groot de kracht is die op de veer wordt uitgeoefend. Als de kracht 2x zo groot wordt dan wordt de uitrekking ook 2x zo groot. Dit kan ik meten met een veerunster (krachtmeter). Voor het meten van kleine krachten kan je het beste een slappe veer gebruiken en voor het meten van grote krachten kan je het beste een stugge (sterke) veer gebruiken. |
Ik kan de kracht tekenen op een gegeven of zelfgekozen krachtenschaal. | Ik weet niet hoe ik een krachtenschaal moet maken. Deze geeft aan hoeveel kracht (N) een pijl van 1 cm is. Deze noteer ik als volgt: 1 cm = 10 N |
Ik weet het wel maar ik doe dit te slordig hoe ik een krachtenschaal moet maken. Deze geeft aan hoeveel kracht (N) een pijl van 1 cm is. Deze noteer ik als volgt: 1 cm = 10 N |
Ik weet hoe ik een krachtenschaal moet maken. Deze geeft aan hoeveel kracht (N) een pijl van 1 cm is. Deze noteer ik als volgt: 1 cm = 10 N |
Ik kan uitleggen dat g op elke planeet of maan een andere waarde heeft. | Ik heb geen idee wat er met de onderstaande tekst wordt bedoeld. g staat voor valversnelling in m/s2. De valversnelling is op alle planeten en manen anders omdat elke planeet en maan zijn eigen aantrekkingskracht heeft. Voor aarde gebruiken wij g = 10. Als de opdracht plaatsvindt op een andere planeet of maan zal de waarde voor g in de opdracht staan. |
Ik weet een beetje wat er met de onderstaande tekst wordt bedoeld. g staat voor valversnelling in m/s2. De valversnelling is op alle planeten en manen anders omdat elke planeet en maan zijn eigen aantrekkingskracht heeft. Voor aarde gebruiken wij g = 10. Als de opdracht plaatsvindt op een andere planeet of maan zal de waarde voor g in de opdracht staan. |
g staat voor valversnelling in m/s2. De valversnelling is op alle planeten en manen anders omdat elke planeet en maan zijn eigen aantrekkingskracht heeft. Voor aarde gebruiken wij g = 10. Als de opdracht plaatsvindt op een andere planeet of maan zal de waarde voor g in de opdracht staan. |
Ik kan drie situaties beschrijven waarin de zwaartekracht en een andere kracht elkaar in evenwicht houden en uitleggen op welke manier de andere kracht ontstaat in deze evenwichtssituatie | Ik weet niet dat als de krachten die op een voorwerp werken in evenwicht zijn het voorwerp niet in beweging kan komen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een voorwerp wordt ingedrukt of uitgerekt. Daarvoor moet aan drie voorwaarden voldaan zijn. De krachten zijn even groot De krachten liggen op dezelfde lijn (in elkaars verlengde) De krachten hebben een tegengestelde richting. Hierbij kan je denken aan de derde wet van Newton: Every action has an equal and opposit reaction. |
Ik weet een beetje dat als de krachten die op een voorwerp werken in evenwicht zijn het voorwerp niet in beweging kan komen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een voorwerp wordt ingedrukt of uitgerekt. Daarvoor moet aan drie voorwaarden voldaan zijn. De krachten zijn even groot De krachten liggen op dezelfde lijn (in elkaars verlengde) De krachten hebben een tegengestelde richting. Hierbij kan je denken aan de derde wet van Newton: Every action has an equal and opposit reaction. |
Ik weet dat als de krachten die op een voorwerp werken in evenwicht zijn het voorwerp niet in beweging kan komen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een voorwerp wordt ingedrukt of uitgerekt. Daarvoor moet aan drie voorwaarden voldaan zijn. De krachten zijn even groot De krachten liggen op dezelfde lijn (in elkaars verlengde) De krachten hebben een tegengestelde richting. Hierbij kan je denken aan de derde wet van Newton: Every action has an equal and opposit reaction. |
Ik kan de nettokracht berekenen die op een voorwerp werkt. | Ik snap niets van de nettokracht. Als de krachten in evenwicht zijn dan is Fnetto = 0 N. In alle andere situaties houdt ik me aan de volgende regels: Krachten die in dezelfde richting werken tel ik bij elkaar op. Krachten die in tegenovergestelde richting werken haal ik van elkaar af. |
Ik begrijp de nettokracht een beetje. Als de krachten in evenwicht zijn dan is Fnetto = 0 N. In alle andere situaties houdt ik me aan de volgende regels: Krachten die in dezelfde richting werken tel ik bij elkaar op. Krachten die in tegenovergestelde richting werken haal ik van elkaar af. |
Als de krachten in evenwicht zijn dan is Fnetto = 0 N. In alle andere situaties houdt ik me aan de volgende regels: Krachten die in dezelfde richting werken tel ik bij elkaar op. Krachten die in tegenovergestelde richting werken haal ik van elkaar af. |
Ik kan uitleggen wat een dubbele of een enkele hefboom is en hoe deze werkt. | Ik weet wel / niet dat ik met een hefboom de spierkracht kan vergroten. Ik kan geen voorbeelden benoemen van een enkele hefboom (koevoet en flesopener) en ik kan geen voorbeelden noemen van een dubbele hefboom (kniptang en schaar) De hefbomen kan ik niet berekenen met onderstaande formules. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan. M = F * l M = moment in Nm F = kracht in N l = arm (of lastarm) in m Of ik gebruik F links * F rechts = l links * l rechts F links = kracht links in N F rechts = kracht rechts in N l links = (last)arm links in m l rechts = (last)arm rechts in m |
Ik weet wel dat ik met een hefboom de spierkracht kan vergroten. Ik kan minstens 1 voorbeeld benoemen van een enkele hefboom (koevoet en flesopener) en ik kan minstens 1 voorbeeld noemen van een dubbele hefboom (kniptang en schaar) De hefbomen kan ik wel berekenen met onderstaande formules. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan. M = F * l M = moment in Nm F = kracht in N l = arm (of lastarm) in m Of ik gebruik F links * F rechts = l links * l rechts F links = kracht links in N F rechts = kracht rechts in N l links = (last)arm links in m l rechts = (last)arm rechts in m |
Ik weet dat ik met een hefboom de spierkracht kan vergroten. Ik kan minstens 2 voorbeelden benoemen van een enkele hefboom (koevoet en flesopener) en ik kan minstens 2 voorbeelden noemen van een dubbele hefboom (kniptang en schaar) De hefbomen kan ik berekenen met onderstaande formules. Deze formule kan ik omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan. M = F * l M = moment in Nm F = kracht in N l = arm (of lastarm) in m Of ik gebruik F links * F rechts = l links * l rechts F links = kracht links in N F rechts = kracht rechts in N l links = (last)arm links in m l rechts = (last)arm rechts in m |
Ik kan rekenen met een hefboom waarbij het draaipunt aan een van de uiteinden zit. | Ik heb geen idee vanaf waar ik de arm van een hefboom moet meten. |
Ik weet een beetje dat, ik de arm moet meten vanaf het draaipunt. |
Ik weet dat, ik de arm moet meten vanaf het draaipunt. En ik weet dat je eerst de lengtes tot het draaipunt moet uitrekenen. |
Ik kan uitleggen hoe bij een katrol de richting van de kracht omgekeerd kan worden en hoe de kracht verminderd kan worden. | Ik heb geen idee welke katrollen ik hier voor kan gebruiken. Vaste katrol, losse katrol of takel. |
Ik weet een beetje dat je bij het vaste katrol de richting van de kracht wordt omgedraaid. |
Ik weet dat je bij het vaste katrol de richting van de kracht wordt omgedraaid en bij de losse katrol de kracht wordt verminderd en hoe ik deze factor kan uitrekenen. |
Ik kan niet uitleggen dat een kracht ervoor kan zorgen dat:
De snelheid van een voorwerp veranderd
De richting van een voorwerp veranderd
De vorm van een voorwerp veranderd
Ik kan 0 - 2 van de onderstaande krachten benoemen als oorzaak voor een kracht: spierkracht; spankracht; veerkracht; zwaartekracht; wrijvingskracht; elektrische kracht en magnetische kracht.
Ik kan wel uitleggen dat een kracht ervoor kan zorgen dat:
De snelheid van een voorwerp veranderd
De richting van een voorwerp veranderd
De vorm van een voorwerp veranderd
Ik kan 3 - 4 van de onderstaande krachten benoemen als oorzaak voor een kracht: spierkracht; spankracht; veerkracht; zwaartekracht; wrijvingskracht; elektrische kracht en magnetische kracht.
Ik kan uitleggen dat een kracht ervoor kan zorgen dat:
De snelheid van een voorwerp veranderd
De richting van een voorwerp veranderd
De vorm van een voorwerp veranderd
Ik kan benoemen dat dit komt door bijvoorbeeld spierkracht; spankracht; veerkracht; zwaartekracht; wrijvingskracht; elektrische kracht en magnetische kracht.
Ik kan een kracht niet tekenen als pijl (vector)
Ik kan een kracht een beetje tekenen als pijl (vector) het gaat nog mis op 2 van de onderstaande punten.
Deze begint in het aangrijpingspunt van het voorwerp.
Deze gaat de richting op van de kracht.
Deze heeft de lengte van de kracht.
Ik weet dat de kracht getekend wordt door een pijl (vector).
Deze begint in het aangrijpingspunt van het voorwerp.
Deze gaat de richting op van de kracht.
Deze heeft de lengte van de kracht.
Ik weet wel / niet dat de: vector (pijl) van de zwaartekracht begint in het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden.
De zwaartekracht kan ik niet berekenen met onderstaande formule. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan.
Fz = m * g
Fz = zwaartekracht in N (newton)
m = massa in kg
g = 10 N/kg (op aarde)
Ik weet wel dat de: vector (pijl) van de zwaartekracht begint in het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden.
De zwaartekracht kan ik wel berekenen met onderstaande formule. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan.
Fz = m * g
Fz = zwaartekracht in N (newton)
m = massa in kg
g = 10 N/kg (op aarde)
De vector (pijl) van de zwaartekracht begint in het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden.
De zwaartekracht kan ik berekenen met onderstaande formule. Deze formule kan ik omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan.
Fz = m * g
Fz = zwaartekracht in N (newton)
m = massa in kg
g = 10 N/kg (op aarde)
Onderstaande twee begrippen ken ik niet.
Ik weet dat plastische vervorming blijvend is, deze gaat dus niet meteen terug naar de oude vorm.
Ik weet dat elastische vervorming tijdelijk is, deze gaat meteen terug naar de oude vorm (bijvoorbeeld een elastiek loslaten)
Van de onderstaande twee begrippen ken ik er 1.
Ik weet dat plastische vervorming blijvend is, deze gaat dus niet meteen terug naar de oude vorm.
Ik weet dat elastische vervorming tijdelijk is, deze gaat meteen terug naar de oude vorm (bijvoorbeeld een elastiek loslaten)
Ik weet dat plastische vervorming blijvend is, deze gaat dus niet meteen terug naar de oude vorm.
Ik weet dat elastische vervorming tijdelijk is, deze gaat meteen terug naar de oude vorm (bijvoorbeeld een elastiek loslaten)
Ik weet niet dat de uitrekking van een spiraalveer laat zien hoe groot de kracht is die op de veer wordt uitgeoefend. Als de kracht 2x zo groot wordt dan wordt de uitrekking ook 2x zo groot.
Dit kan ik meten met een veerunster (krachtmeter). Voor het meten van kleine krachten kan je het beste een slappe veer gebruiken en voor het meten van grote krachten kan je het beste een stugge (sterke) veer gebruiken.
Ik weet een beetje dat de uitrekking van een spiraalveer laat zien hoe groot de kracht is die op de veer wordt uitgeoefend. Als de kracht 2x zo groot wordt dan wordt de uitrekking ook 2x zo groot.
Dit kan ik meten met een veerunster (krachtmeter). Voor het meten van kleine krachten kan je het beste een slappe veer gebruiken en voor het meten van grote krachten kan je het beste een stugge (sterke) veer gebruiken.
Ik weet dat de uitrekking van een spiraalveer laat zien hoe groot de kracht is die op de veer wordt uitgeoefend. Als de kracht 2x zo groot wordt dan wordt de uitrekking ook 2x zo groot.
Dit kan ik meten met een veerunster (krachtmeter). Voor het meten van kleine krachten kan je het beste een slappe veer gebruiken en voor het meten van grote krachten kan je het beste een stugge (sterke) veer gebruiken.
Ik weet niet hoe ik een krachtenschaal moet maken. Deze geeft aan hoeveel kracht (N) een pijl van 1 cm is.
Deze noteer ik als volgt:
1 cm = 10 N
Ik weet het wel maar ik doe dit te slordig hoe ik een krachtenschaal moet maken. Deze geeft aan hoeveel kracht (N) een pijl van 1 cm is.
Deze noteer ik als volgt:
1 cm = 10 N
Ik weet hoe ik een krachtenschaal moet maken. Deze geeft aan hoeveel kracht (N) een pijl van 1 cm is.
Deze noteer ik als volgt:
1 cm = 10 N
Ik heb geen idee wat er met de onderstaande tekst wordt bedoeld.
g staat voor valversnelling in m/s2. De valversnelling is op alle planeten en manen anders omdat elke planeet en maan zijn eigen aantrekkingskracht heeft. Voor aarde gebruiken wij g = 10. Als de opdracht plaatsvindt op een andere planeet of maan zal de waarde voor g in de opdracht staan.
Ik weet een beetje wat er met de onderstaande tekst wordt bedoeld.
g staat voor valversnelling in m/s2. De valversnelling is op alle planeten en manen anders omdat elke planeet en maan zijn eigen aantrekkingskracht heeft. Voor aarde gebruiken wij g = 10. Als de opdracht plaatsvindt op een andere planeet of maan zal de waarde voor g in de opdracht staan.
g staat voor valversnelling in m/s2. De valversnelling is op alle planeten en manen anders omdat elke planeet en maan zijn eigen aantrekkingskracht heeft. Voor aarde gebruiken wij g = 10. Als de opdracht plaatsvindt op een andere planeet of maan zal de waarde voor g in de opdracht staan.
Ik weet niet dat als de krachten die op een voorwerp werken in evenwicht zijn het voorwerp niet in beweging kan komen.
Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een voorwerp wordt ingedrukt of uitgerekt.
Daarvoor moet aan drie voorwaarden voldaan zijn.
De krachten zijn even groot
De krachten liggen op dezelfde lijn (in elkaars verlengde)
De krachten hebben een tegengestelde richting.
Hierbij kan je denken aan de derde wet van Newton: Every action has an equal and opposit reaction.
Ik weet een beetje dat als de krachten die op een voorwerp werken in evenwicht zijn het voorwerp niet in beweging kan komen.
Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een voorwerp wordt ingedrukt of uitgerekt.
Daarvoor moet aan drie voorwaarden voldaan zijn.
De krachten zijn even groot
De krachten liggen op dezelfde lijn (in elkaars verlengde)
De krachten hebben een tegengestelde richting.
Hierbij kan je denken aan de derde wet van Newton: Every action has an equal and opposit reaction.
Ik weet dat als de krachten die op een voorwerp werken in evenwicht zijn het voorwerp niet in beweging kan komen.
Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een voorwerp wordt ingedrukt of uitgerekt.
Daarvoor moet aan drie voorwaarden voldaan zijn.
De krachten zijn even groot
De krachten liggen op dezelfde lijn (in elkaars verlengde)
De krachten hebben een tegengestelde richting.
Hierbij kan je denken aan de derde wet van Newton: Every action has an equal and opposit reaction.
Ik snap niets van de nettokracht.
Als de krachten in evenwicht zijn dan is Fnetto = 0 N.
In alle andere situaties houdt ik me aan de volgende regels:
Krachten die in dezelfde richting werken tel ik bij elkaar op.
Krachten die in tegenovergestelde richting werken haal ik van elkaar af.
Ik begrijp de nettokracht een beetje.
Als de krachten in evenwicht zijn dan is Fnetto = 0 N.
In alle andere situaties houdt ik me aan de volgende regels:
Krachten die in dezelfde richting werken tel ik bij elkaar op.
Krachten die in tegenovergestelde richting werken haal ik van elkaar af.
Als de krachten in evenwicht zijn dan is Fnetto = 0 N.
In alle andere situaties houdt ik me aan de volgende regels:
Krachten die in dezelfde richting werken tel ik bij elkaar op.
Krachten die in tegenovergestelde richting werken haal ik van elkaar af.
Ik weet wel / niet dat ik met een hefboom de spierkracht kan vergroten.
Ik kan geen voorbeelden benoemen van een enkele hefboom (koevoet en flesopener) en ik kan geen voorbeelden noemen van een dubbele hefboom (kniptang en schaar)
De hefbomen kan ik niet berekenen met onderstaande formules. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan.
M = F * l
M = moment in Nm
F = kracht in N
l = arm (of lastarm) in m
Of ik gebruik
F links * F rechts = l links * l rechts
F links = kracht links in N
F rechts = kracht rechts in N
l links = (last)arm links in m
l rechts = (last)arm rechts in m
Ik weet wel dat ik met een hefboom de spierkracht kan vergroten.
Ik kan minstens 1 voorbeeld benoemen van een enkele hefboom (koevoet en flesopener) en ik kan minstens 1 voorbeeld noemen van een dubbele hefboom (kniptang en schaar)
De hefbomen kan ik wel berekenen met onderstaande formules. Deze formule kan ik wel / niet omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan.
M = F * l
M = moment in Nm
F = kracht in N
l = arm (of lastarm) in m
Of ik gebruik
F links * F rechts = l links * l rechts
F links = kracht links in N
F rechts = kracht rechts in N
l links = (last)arm links in m
l rechts = (last)arm rechts in m
Ik weet dat ik met een hefboom de spierkracht kan vergroten.
Ik kan minstens 2 voorbeelden benoemen van een enkele hefboom (koevoet en flesopener) en ik kan minstens 2 voorbeelden noemen van een dubbele hefboom (kniptang en schaar)
De hefbomen kan ik berekenen met onderstaande formules. Deze formule kan ik omschrijven, met de driehoek-methode, en ik weet wat elke afkorting betekend en de eenheid hiervan.
M = F * l
M = moment in Nm
F = kracht in N
l = arm (of lastarm) in m
Of ik gebruik
F links * F rechts = l links * l rechts
F links = kracht links in N
F rechts = kracht rechts in N
l links = (last)arm links in m
l rechts = (last)arm rechts in m
Ik heb geen idee vanaf waar ik de arm van een hefboom moet meten.
Ik weet een beetje dat, ik de arm moet meten vanaf het draaipunt.
Ik weet dat, ik de arm moet meten vanaf het draaipunt. En ik weet dat je eerst de lengtes tot het draaipunt moet uitrekenen.
Ik heb geen idee welke katrollen ik hier voor kan gebruiken. Vaste katrol, losse katrol of takel.
Ik weet een beetje dat je bij het vaste katrol de richting van de kracht wordt omgedraaid.
Ik weet dat je bij het vaste katrol de richting van de kracht wordt omgedraaid en bij de losse katrol de kracht wordt verminderd en hoe ik deze factor kan uitrekenen.