Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.
Deze rubric kan je gebruiken in de voorbereiding op je spreekbeurt en zal ook worden gebruikt bij de beoordeling. Begin op tijd met je voorbereidingen (zie planning). Heel veel succes!
Ik kan het een beetje
|
Ik kan het steeds beter
|
Ik kan het en laat het zien
|
|
---|---|---|---|
Spiekbriefje (5 punten) | Je leest je spreekbeurt (grotendeels) voor vanaf je papier of de powerpoint. (1 punt) |
Je hebt de hele tekst van je spreekbeurt voor je liggen en af en toe spiek je er op of kijk je naar je powerpoint. (3 punten) |
Je vertelt uit je hoofd en maakt gebruik van een klein spiekbriefje of de punten op je PowerPoint. (5 punten) |
Houding (10 punten) | Je staat stil voor de klas en laat met je houding zien dat je het spannend vindt. (2 punten) |
Je staat rechtop en rustig voor de klas en laat af en toe zien dat je het spannend vindt. (6 punten) |
Je staat rechtop voor de klas, je beweegt ontspannen voor de klas, je maakt handgebaren. (10 punten) |
Oogcontact (10 punten) | Je kijkt (bijna) niet naar het publiek tijdens je spreekbeurt. (2 punten) |
Je kijkt zo nu en dan (minder dan de helft van de tijd) naar het publiek. (6 punten) |
Je kijkt bijna de hele tijd naar je publiek. (10 punten) |
Stemgebruik (10 punten) | Je praat zacht, op één toon of snel, en bent vaak moeilijk te verstaan. (2 punten) |
Je bent voor een deel van de klas goed te verstaan, soms praat je duidelijker of in een gepast tempo. (6 punten) |
Je bent goed te verstaan en je spreekt in een gepast tempo. (10 punten) |
Hulpmiddelen (5 punten) | Je gebruikt powerpoint of een andere manier om informatie/plaatjes te laten zien. Er staat veel tekst op. De informatie of de plaatjes passen niet altijd bij de presentatie. (2 punten) |
Je gebruikt powerpoint of een andere manier om informatie/plaatjes te laten zien. Er staat soms te veel tekst op of plaatjes die niet helemaal bij je onderwerp passen. (4 punten) |
Je gebruikt powerpoint of een andere manier om informatie/plaatjes te laten zien. Er staan steekwoorden en plaatjes die passen bij je presentatie. Je hebt voorwerpen meegenomen die passen bij je spreekbeurt. (5 punten) |
Duur spreekbeurt (15 punten) | Je spreekbeurt duurt 6 - 9 minuten, zonder quiz of filmpjes. (2 punten) |
Je spreekbeurt duurt 10 - 12 minuten, zonder quiz of filmpjes. (6 punten) |
Je spreekbeurt duurt 13 - 15 minuten, zonder quiz of filmpjes. (15 punten) |
Opening van de spreekbeurt (5 punten) | Je vertelt het onderwerp van je spreekbeurt. Op je eerste slide staat je naam en onderwerp. (1 punt) |
Op je eerste slide staat je naam en onderwerp. Je vertelt het onderwerp en legt uit waarom je dit gekozen hebt. (3 punten) |
Je hebt een slide met naam en onderwerp. Je legt uit waarom je het onderwerp hebt gekozen en hoe je spreekbeurt is opgebouwd. (5 punten) |
Opbouw spreekbeurt (10 punten) | Je spreekbeurt is lastig te volgen, de opbouw is niet zo logisch. (2 punten) |
Je spreekbeurt is gedeeltelijk goed te volgen, je opbouw is logisch maar mist onderdelen of is niet helemaal passend bij het onderwerp. (6 punten) |
Je opbouw is logisch, het publiek begrijpt wat je hebt verteld en de hoofdstukken passen bij je onderwerp. (10 punten) |
Informatie geven (20 punten) | De informatie die je gaf was te makkelijk of te moeilijk. De informatie is niet volledig. Je lijkt het onderwerp zelf niet zo goed te begrijpen. Je hebt 4 hoofdstukken of minder. (4 punten) |
De informatie is soms te moeilijk of te makkelijk. Je had extra informatie kunnen geven. Je hebt 5 hoofdstukken. (12 punten) |
Je publiek begrijpt je spreekbeurt en heeft nieuwe informatie geleerd. Je legt moeilijke stukjes uit. Je hebt 5 uitgebreide hoofdstukken. (20 punten) |
Vragen beantwoorden (5 punten) | Je weet geen antwoord op de vragen of je beantwoordt ze onjuist of erg kort. ( 1 punt) |
Je beantwoordt de vragen met een kort antwoord. Een paar antwoorden beantwoord je uitgebreider. (3 punten) |
Je geeft een duidelijk antwoord op de vragen en kunt extra informatie geven. (5 punten) |
Interactie met publiek (5 punten) | Je hebt geen quiz aan het einde van je spreekbeurt. Je betrekt je publiek niet bij je spreekbeurt. (1 punt) |
Je hebt een quiz van 1-3 vragen bij je spreekbeurt. De vragen gaan over je spreekbeurt. (3 punten) |
Je hebt een quiz van minimaal 3 uitdagende vragen over je spreekbeurt. (5 punten) |
Je leest je spreekbeurt (grotendeels) voor vanaf je papier of de powerpoint. (1 punt)
Je hebt de hele tekst van je spreekbeurt voor je liggen en af en toe spiek je er op of kijk je naar je powerpoint. (3 punten)
Je vertelt uit je hoofd en maakt gebruik van een klein spiekbriefje of de punten op je PowerPoint. (5 punten)
Je staat stil voor de klas en laat met je houding zien dat je het spannend vindt. (2 punten)
Je staat rechtop en rustig voor de klas en laat af en toe zien dat je het spannend vindt. (6 punten)
Je staat rechtop voor de klas, je beweegt ontspannen voor de klas, je maakt handgebaren. (10 punten)
Je kijkt (bijna) niet naar het publiek tijdens je spreekbeurt. (2 punten)
Je kijkt zo nu en dan (minder dan de helft van de tijd) naar het publiek. (6 punten)
Je kijkt bijna de hele tijd naar je publiek. (10 punten)
Je praat zacht, op één toon of snel, en bent vaak moeilijk te verstaan. (2 punten)
Je bent voor een deel van de klas goed te verstaan, soms praat je duidelijker of in een gepast tempo. (6 punten)
Je bent goed te verstaan en je spreekt in een gepast tempo. (10 punten)
Je gebruikt powerpoint of een andere manier om informatie/plaatjes te laten zien. Er staat veel tekst op. De informatie of de plaatjes passen niet altijd bij de presentatie. (2 punten)
Je gebruikt powerpoint of een andere manier om informatie/plaatjes te laten zien. Er staat soms te veel tekst op of plaatjes die niet helemaal bij je onderwerp passen. (4 punten)
Je gebruikt powerpoint of een andere manier om informatie/plaatjes te laten zien. Er staan steekwoorden en plaatjes die passen bij je presentatie. Je hebt voorwerpen meegenomen die passen bij je spreekbeurt. (5 punten)
Je spreekbeurt duurt 6 - 9 minuten, zonder quiz of filmpjes. (2 punten)
Je spreekbeurt duurt 10 - 12 minuten, zonder quiz of filmpjes. (6 punten)
Je spreekbeurt duurt 13 - 15 minuten, zonder quiz of filmpjes. (15 punten)
Je vertelt het onderwerp van je spreekbeurt. Op je eerste slide staat je naam en onderwerp. (1 punt)
Op je eerste slide staat je naam en onderwerp. Je vertelt het onderwerp en legt uit waarom je dit gekozen hebt. (3 punten)
Je hebt een slide met naam en onderwerp. Je legt uit waarom je het onderwerp hebt gekozen en hoe je spreekbeurt is opgebouwd. (5 punten)
Je spreekbeurt is lastig te volgen, de opbouw is niet zo logisch. (2 punten)
Je spreekbeurt is gedeeltelijk goed te volgen, je opbouw is logisch maar mist onderdelen of is niet helemaal passend bij het onderwerp. (6 punten)
Je opbouw is logisch, het publiek begrijpt wat je hebt verteld en de hoofdstukken passen bij je onderwerp. (10 punten)
De informatie die je gaf was te makkelijk of te moeilijk. De informatie is niet volledig. Je lijkt het onderwerp zelf niet zo goed te begrijpen. Je hebt 4 hoofdstukken of minder. (4 punten)
De informatie is soms te moeilijk of te makkelijk. Je had extra informatie kunnen geven. Je hebt 5 hoofdstukken. (12 punten)
Je publiek begrijpt je spreekbeurt en heeft nieuwe informatie geleerd. Je legt moeilijke stukjes uit. Je hebt 5 uitgebreide hoofdstukken. (20 punten)
Je weet geen antwoord op de vragen of je beantwoordt ze onjuist of erg kort. ( 1 punt)
Je beantwoordt de vragen met een kort antwoord. Een paar antwoorden beantwoord je uitgebreider. (3 punten)
Je geeft een duidelijk antwoord op de vragen en kunt extra informatie geven. (5 punten)
Je hebt geen quiz aan het einde van je spreekbeurt. Je betrekt je publiek niet bij je spreekbeurt. (1 punt)
Je hebt een quiz van 1-3 vragen bij je spreekbeurt. De vragen gaan over je spreekbeurt. (3 punten)
Je hebt een quiz van minimaal 3 uitdagende vragen over je spreekbeurt. (5 punten)