Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.
Om een goed gesprek te voeren moet je spreken én luisteren.
Onvoldoende
|
Werkpunt
|
Goed
|
Zeer goed
|
|
---|---|---|---|---|
Taalgebruik | Het lukt mij nog niet om respectvolle taal te gebruiken. Ik ben te direct in mijn communicatie en houd daarmee te weinig rekening met anderen. |
Het lukt mij meestal om goed en netjes te communiceren met anderen en daarbij fatsoenlijke taal te gebruiken. Op enkele momenten heb ik dit nog niet onder controle. |
Het lukt mij vaak om duidelijk te communiceren en respectvolle taal te gebruiken. |
Het lukt mij altijd om netjes te blijven naar anderen toe, correcte taal te gebruiken en tijdig te communiceren (ook wanneer iets mij niet zint). |
Communiceren | Ik kan moeilijk communiceren met anderen omdat ik hier geen moeite in steek. |
Ik probeer te communiceren met anderen op een vlotte en beleefde manier. Het lukt me nog niet wanneer ik onrustig of gespannen ben. |
Ik doe moeite om te communiceren met anderen. Hierdoor kan ik een fijne band opbouwen met hen. |
Ik kan goed communiceren waardoor samenwerkingen of contacten leggen steeds vlot verlopen. |
Luisteren | Ik luister weinig tot niet naar anderen. |
Ik luister heel selectief, dus enkel naar wat mij interesseert. Soms ga ik ervan uit dat ik het beter weet en dus niet hoef te horen wat een ander te vertellen heeft. |
Ik luister meestal naar wat anderen te vertellen hebben. |
Ik luister steeds naar wat een ander te vertellen heeft. Zo ken ik alle kanten van een verhaal en kan ik zelf beslissen wat ik met de informatie zal aanvangen. |
Het lukt mij nog niet om respectvolle taal te gebruiken. Ik ben te direct in mijn communicatie en houd daarmee te weinig rekening met anderen.
Het lukt mij meestal om goed en netjes te communiceren met anderen en daarbij fatsoenlijke taal te gebruiken. Op enkele momenten heb ik dit nog niet onder controle.
Het lukt mij vaak om duidelijk te communiceren en respectvolle taal te gebruiken.
Het lukt mij altijd om netjes te blijven naar anderen toe, correcte taal te gebruiken en tijdig te communiceren (ook wanneer iets mij niet zint).
Ik kan moeilijk communiceren met anderen omdat ik hier geen moeite in steek.
Ik probeer te communiceren met anderen op een vlotte en beleefde manier. Het lukt me nog niet wanneer ik onrustig of gespannen ben.
Ik doe moeite om te communiceren met anderen. Hierdoor kan ik een fijne band opbouwen met hen.
Ik kan goed communiceren waardoor samenwerkingen of contacten leggen steeds vlot verlopen.
Ik luister weinig tot niet naar anderen.
Ik luister heel selectief, dus enkel naar wat mij interesseert. Soms ga ik ervan uit dat ik het beter weet en dus niet hoef te horen wat een ander te vertellen heeft.
Ik luister meestal naar wat anderen te vertellen hebben.
Ik luister steeds naar wat een ander te vertellen heeft. Zo ken ik alle kanten van een verhaal en kan ik zelf beslissen wat ik met de informatie zal aanvangen.