Licht

NaSk1 K7

NOVA MAX H5 (Boek 3B)

Ik kan beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden. Ik kan uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt en of dit diffuse of spiegelende terugkaatsing is.

Onvoldoende

Ik kan niet beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.

Ik kan 0 -1 van de onderstaande manieren uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn.

Voldoende

Ik kan wel / niet beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.

Ik kan 2 van de onderstaande manieren uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn.

Goed

Ik kan beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.

Ik kan uitleggen wat er gebeurd wanneer licht op een voorwerp valt; absorberen, doorlaten of terugkaatsen dit kan diffuse of spiegelende terugkaatsing zijn.

Opdrachten

H5.1 Opdrachten 1 t/m 7

Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht.

Onvoldoende

Ik heb geen idee hoe dit moet.

Voldoende

Ik weet het wel maar soms doe ik het nog verkeerd.

Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht. Dit doe ik met randstralen.

Goed

Ik kan de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht. Dit doe ik met randstralen.

Opdrachten

H5.1 Opdracht 8

Ik kan uitleggen hoe lichtstralen door een vlakke spiegel worden teruggekaatst, ik kan dit tekenen en ik kan het spiegelbeeld van het voorwerp tekenen.

Onvoldoende

Ik weet wel dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek niet opmeten.

Ik weet wel / niet dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat.

Ik kan dit niet tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.

Voldoende

Ik weet wel dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek wel / niet opmeten.

Ik weet wel dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat.

Ik kan dit een beetje tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.

Goed

Ik weet dat een lichtstraal die op een spiegel valt altijd volgens de spiegelwet wordt teruggekaatst. Dit betekend dat de hoek van inval even groot is als de hoek van terugkaatsing. Ik kan deze hoek opmeten.

Ik weet dat het spiegelbeeld even ver achter de spiegel ligt als het voorwerp voor de spiegel staat.

Ik kan dit wel tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.

Opdrachten

H5.1 Opdrachten 3, 7 t/m 10

Ik kan via een spiegel het gezichtsveld van iemand tekenen

Onvoldoende

Ik kan dit niet tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.

Voldoende

Ik kan dit een beetje tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.

Goed

Ik kan dit wel tekenen volgens de tekenregels op blz. 13 van mijn boek.

Opdrachten

H5.1 Opdrachten 11, 12

Ik kan uitleggen hoe ik de verschillende kleuren licht in zonlicht zichtbaar kan maken en ik kan uitleggen hoe deze ontstaan. Ik kan de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde opnoemen. Ik kan behalve licht nog twee soorten straling benoemen die door de zon worden uitgezonden

Onvoldoende

Ik weet wel / niet dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet.

Ik weet niet dat je naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien.

Voldoende

Ik weet wel dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet.

Ik weet van de onderstaande onderdelen er 1 te noemen: Naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien.

Goed

Ik weet dat licht met een prisma gesplitst kan worden in zes spectraalkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet.

Naast het violette licht vindt je ultra violette straling (UV) en naast het rode licht vindt je infrarode straling (IR). Mensen kunnen deze straling niet zien.

Opdrachten

H5.2 Opdrachten 1 t/m 9

Ik kan drie kenmerkende effecten van UV-straling benoemen en uitleggen hoe je jezelf hiertegen kan beschermen. Ik kan drie toepassingen van IR-straling in het dagelijks leven beschrijven

Onvoldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen.

UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden.

Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand.

Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn.

Voldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen.

UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden.

Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand.

Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn.

Goed

UV-straling is zwak ioniserend. UV-straling kan dus moleculen kapot maken. UV-straling wordt gebruikt in zonnebanken (want je wordt er bruin van), blacklights, vliegenvangers en om vals geld van echt geld te onderscheiden.

Tegen UV-straling kan je je beschermen door in te smeren met zonnebrand.

Alle voorwerpen om ons heen zenden IR-straling uit. De hoeveelheid IR-straling die een voorwerp uitzendt kan je vastleggen op een warmtebeeldcamera of een thermogram. Van IR-straling krijg je het warm, hiermee kan je dus je spieren verwarmen bij spierpijn.

Opdrachten

H5.2 Opdrachten 1 t/m 3, 8 t/m 10

Ik kan de werking van kleurenfilters uitleggen.

Onvoldoende

Ik begrijp dit niet.

Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht.

Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets.

Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren

Voldoende

Ik begrijp dit een beetje.

Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht.

Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets.

Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren

Goed

Rode voorwerpen weerkaatsen rood licht.

Zwarte voorwerpen absorberen bijna alle kleuren weerkaatsen dus bijna niets.

Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren.

Opdrachten

H5.2 Opdrachten 11, 12

Ik kan het verschil beschrijven tussen positieve en negatieve lenzen en hoe deze een bundel (zon)licht breken.

Onvoldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen.

Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen.

Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel.

Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel.

Voldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen.

Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen.

Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel.

Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel.

Goed

Een positieve lens is dikker in het midden en een negatieve lens is dikker aan de randen.

Positieve lenzen sturen het licht naar het brandpunt van de lens toe. Dit heet een convergerende lichtbundel.

Negatieve lenzen sturen het licht van het brandpunt van de les af. Dit heet een divergente lichtbundel.

Opdrachten

H5.3 Opdrachten 1, 2, 4, 6

Ik kan uitleggen wat er wordt bedoeld met het brandpunt en het brandpuntsafstand.

Onvoldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 uitleggen.

Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen.

Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt.

Voldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 1 uitleggen.

Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen.

Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt.

Goed

Brandpunt: lichtstralen (evenwijdig aan de hoofd as) die door een positieve lens gaan, komen hier samen.

Brandpuntsafstand: afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt.

Opdrachten

H5.3 Opdrachten 2 t/m 4

Ik kan het verschil uitleggen tussen een reëel beeld en een virtueel beeld.

Onvoldoende

Ik begrijp dit niet.

Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld.

Voldoende

Ik begrijp dit een beetje.

Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld.

Goed

Een reëel beeld wordt gevormd met een positieve lens. Dit kan ik zichtbaar maken op een scherm van bijv. een beamer. Een virtueel beeld kan ik niet zichtbaar maken, dit is een "nep" beeld.

Opdrachten

H5.3 Opdracht 7

Ik kan het beeld tekenen bij een positieve lens en hierin de voorwerpsafstand en de beeldafstand opmeten.

Onvoldoende

Ik kan dit niet.

Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek.

Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand.

Voldoende

Ik kan dit een beetje of soms slordig.

Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek.

Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand.

Goed

Ik kan dit tekenen aan de hand van de tekenregels op blz. 37 van het boek.

Hierin kan ik de voorwerpsafstand opmeten evenals de beeldafstand.

Opdrachten

H5.3 Opdrachten 6 t/m 8

Ik kan zeven onderdelen van het oog aanwijzen, benoemen en de functie toelichten van 4 onderdelen.

Onvoldoende

De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan ik minder dan 3 benoemen.

Ik kan 0 - 1 van de onderstaande onderdelen: netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is.

Voldoende

De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan ik 3 - 4 benoemen.

Ik kan 2 - 3 van de onderstaande onderdelen netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is.

Goed

De aangegeven onderdelen op blz. 47 van je tekstboek kan je benoemen.

Ik kan van het netvlies, oogzenuw, iris en pupil uitleggen wat de functie is.

Opdrachten

H5.4 Opdracht 1 (lezen / leren tekst blz. 47 in je boek)

Ik kan beschrijven hoe ogen een beeld vormen van de wereld. Hoe ogen zich scherpstellen, wat bijziendheid en verziendheid is en hoe deze afwijkingen gecorrigeerd kan worden.

Onvoldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 0 - 1 uitleggen.

Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller.

Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens

Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens.

Voldoende

Van de onderstaande alinea's kan ik er 2 uitleggen.

Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller.

Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens

Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens.

Goed

Accomoderen is het scherpstellen van de lens. De lens wordt hierdoor platter of boller.

Bijziendheid: scherp zien wat dichtbij is. Corrigeren door een negatieve lens

Verziendheid: scherp zien wat ver weg is. Corrigeren door een positieve lens.

Opdrachten

H5.4 Opdrachten 2 t/m 8