Ik had geen of weinig inbreng in het oplossen van de vragen.
Ik had voldoende inbreng in het oplossen van de vragen en het formuleren van de antwoorden.
Ik had veel inbreng in het oplossen van de vragen en het oplossen van de antwoorden.
Ik vond het moeilijk om met de anderen samen te werken.
Het lukte me om met de anderen te werken aan deze opdracht.
Ik vond het gemakkelijk om samen te werken met anderen voor deze opdracht.
Ik vond het moeilijk om de vragen bij de bronnen op te lossen.
Het lukte me om de vragen bij de bronnen op te lossen.
Ik vond het makkelijk om de vragen bij de bronnen op te lossen.
Ik begreep veel woorden uit de bronnen/vragen niet.
Ik begreep sommige woorden uit de bronnen/vragen niet.
De taal was voor mij geen probleem. Ik begreep alles.
Ik denk dat mijn taak niet goed gegaan is.
Ik denk dat een voldoende zal halen.
Ik denk dat mijn taak goed gegaan is.