Getallen en bewerkingen (NieuwLeren)

Getallen, getalrelaties en getalbegrip

Ik kan de telrij opzeggen tot tenminste 20.
Ik kan vanuit elk getal tot 20 verder tellen.
Ik kan vanuit elk getal onder de 10 terugtellen.
Ik herken begrippen rond de telrij (verder, door, terug, naast, tussenin, ervoor, erna, eerste, laatste, etc.
Ik kan niet zichtbare hoeveelheden tellen op een plaatje waar een deel is afgedekt.

Beginner +
Ik kan de getalsymbolen 0 t/m 10 lezen.
Ik kan getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden tot ten minste 10 aan elkaar koppelen.
Ik kan getallen t/m 20 splitsen, verdubbelen en halveren.
Ik ken de even en oneven getallen.
Ik ken het verschil tussen een cijfer en een getal.
Ik ken de vijf- en tienstructuur.
Ik kan de telrij tot 100 vlot opzeggen.
Ik kan verder en terugtellen met sprongen van 1, 2, 5 en 10.
Ik kan vijftallen en tientallen plaatsen op de getallenlijn t/m 100.

Gevorderd +
Ik kan de waarde van cijfers (in driecijferige getallen) bepalen.
Ik kan getallen tot ten minste 100 goed schrijven.
Ik kan getallen plaatsen op de getallenlijn t/m 100.
Ik kan getallen aanvullen tot 1000.

Competent +
Ik kan getallen tot 1000 plaatsen in het DHTE-schema.
Ik kan getallen plaatsen op de getallenlijn t/m 2000.
Ik kan heen- en terugtellen met sprongen van 1, 2, 5, 10, 25of 50 in het getallengebied tot 1.000.000.
Ik kan getallen aanvullen tot een tiental, honderdtal of (tien)duizendtal.
Ik kan getallen in spreektaal omzetten naar getallen met cijfers (ook miljoenen).
Ik kan hele getallen afronden op ronde getallen.
Ik weet wat het gemiddelde betekent.

Bedreven +
Ik kan getallen boven de 1000 plaatsen in het DHTE-schema.
Ik ken de plaats van getallen op de getallenrij t/m 100.000.
Ik kan hele getallen, breuken en kommagetallen plaatsen op de getallenlijn.
Ik kan verder- en terugtellen met eenheden en sprongen van o.a. 10, 100, 250, 0,1 en 0,01.
Ik weet wat groter dan en kleiner dan betekent en ik ken de tekens hiervoor.
Ik kan getallen in spreektaal omzetten naar getallen met cijfers (ook miljard).
Ik kan kommagetallen afronden.
Ik kan het gemiddelde van een aantal getallen berekenen.

Optellen

Ik weet wat erbij betekent.
Ik weet wat de tekens + en = betekenen.
Ik kan eenvoudige optelsommen met 1 of 2 erbij t/m 12 handelend oplossen.

Beginner +
Ik kan splitsingen opschrijven als optelsom.
Ik kan getallen splitsen in tientallen en eenheden.
Ik kan aanvullen t/m 20.
Ik ken verschillende synoniemen voor optellen, zoals erbij, vermeerderen, samenvoegen, etc.

Gevorderd +
Ik kan optelsommen tot 20 vlot uit mijn hoofd uitrekenen.
Ik kan optellen in het getallengebied tot 100 (ook met overschrijding van het tiental).
Ik kan optelsommen uit een verhaaltje halen.
Ik kan schattend optellen tot ten minste 100.
Ik kan onder elkaar optellen met het DHTE-schema.

Competent +
Ik kan eenvoudige kommagetallen optellen bij geldbedragen met twee cijfers achter de komma.
Ik kan optellen in het getallengebied tot 100.000.
Ik kan schattend optellen bij sommen tot 10.000.

Bedreven +
Ik kan optellen toepassen in diverse contexten, waarbij ik de informatie uit een verhaaltje haal.
Ik kan kommagetallen boven de 1000 optellen in complexere situaties.
Ik kan schattend optellen bij sommen tot 100.000.

Aftrekken

Ik weet wat eraf betekent.
Ik weet wat de tekens -en = betekenen.
Ik kan eenvoudige aftreksommen met 1 of 2 eraf t/m 12 handelend oplossen.
Ik kan eenvoudige verdeelsommen met hoeveelheden t/m 12 handelend oplossen.

Beginner +
Ik kan getallen splitsen in tientallen en eenheden.
Ik ken verschillende synoniemen voor aftrekken, zoals eraf, verminderen, verschil, etc.

Gevorderd +
Ik kan minsommen tot 20 vlot uit mijn hoofd uitrekenen.
Ik kan aftrekken in het getallengebied tot 100 (ook met overschrijding van het tiental).
Ik kan aftreksommen uit een verhaaltje halen.
Ik kan schattend aftrekken tot ten minste 100.
Ik kan onder elkaar aftrekken met het DHTE-schema.

Competent +
Ik kan eenvoudige kommagetallen aftrekken bij geldbedragen met twee cijfers achter de komma.
Ik kan aftrekken in het getallengebied tot 100.000.
Ik kan schattend aftrekken bij sommen tot 10.000.

Bedreven +
Ik kan aftrekken toepassen in diverse contexten, waarbij ik de informatie uit een verhaaltje haal.
Ik kan kommagetallen boven de 1000 aftrekken in complexere situaties.
Ik kan schattend aftrekken bij sommen tot 100.000.

Vermenigvuldigen

Ik kan tellen met sprongen (bijv. sprongen van 2).
Ik kan verdubbelen (en begrijp wat dit met vermenigvuldigen te maken heeft).

Beginner +
Ik ken de tafels van 1 t/m 5 en 10 uit mijn hoofd.

Gevorderd +
Ik ken de tafels van 6 t/m 9 uit mijn hoofd.
Ik kan keersommen maken in het getallengebied tot 100.

Competent +
Ik kan cijferend vermenigvuldigen met hele getallen en kommagetallen.
Ik kan keersommen maken in het getallengebied tot 1000.

Bedreven +
Ik kan vermenigvuldigen, waarbij ik de informatie haal uit een verhaaltje.
Ik kan keersommen maken in het getallengebied tot 10.000.
Ik kan schattend vermenigvuldigen tot ten minste 10.000.

Delen

Ik kan een hoeveelheid verdelen.
Ik kan een hoeveelheid halveren en begrijp wat dit met delen te maken heeft.

Beginner +
Ik kan een hoeveelheid splitsen in groepen (soms met afronden).
Ik begrijp dat delen een omgekeerde vermenigvuldiging is.
Ik kan een vermenigvuldiging omzetten in een deling.

Gevorderd +
Ik kan deelsommen maken in een getallengebied tot 100.
Ik kan delingen uit de tafels t/m 10 uit mijn hoofd uitrekenen.
Ik kan eenvoudige deelsommen oplossen, waarbij ik de informatie haal uit een verhaaltje.

Competent +
Ik kan nagaan of de werkelijke uitkomst groter of kleiner is dan de met afgeronde getallen gemaakte schatting.
Ik kan delen met rest, waarbij ik kan uitleggen wat 'rest' is.

Bedreven +
Ik kan delen met hele getallen en met kommagetallen.
Ik kan deelsommen maken in het getallengebied tot ten minste 10.000.

Overige onderwerpen

Ik kan optellingen en aftrekkingen onder de 100 uit mijn hoofd uitrekenen.
Ik kan optellen en aftrekken met getallen tot 1000.
Ik kan vermenigvuldigen van een ééncijferig getal met een meercijferig getal uit mijn hoofd uitrekenen.
Ik kan grotere delingen uit mijn hoofd uitrekenen.
Ik kan optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met hele getallen en kommagetallen (zonder uitrekenpapier).

Ik kan eenvoudige contextsommen uitrekenen met de rekenmachine.
Ik kan verhaaltjessommen uitrekenen met de rekenmachine.
Ik kan antwoorden op de rekenmachine controleren.
Ik weet wanneer ik een rekenmachine moet gebruiken of wanneer ik het zelf kan uitrekenen, ik kan een goede keuze maken.
Ik kan verhoudingen en breuken met een rekenmachine omzetten in een (afgerond) kommagetal.

Ik kan een eenvoudige verhaaltjessom vertalen naar een berekening.
Ik kan verhaaltjessommen maken met daarin berekeningen over procenten.
Ik kan een ingewikkelder verhaaltjessom vertalen naar een berekening.
Ik kan een ingewikkelder verhaaltjessom (met hele getallen, breuken of kommagetallen) vertalen naar een berekening.
Ik weet dat er procedures (stappenplannen) zijn die altijd werken en kan uitleggen waarom dit zo is.

Ik kan een schatting maken van de uitkomst van een som.
Ik kan nagaan of de werkelijke uitkomst groter of kleiner is dan de met de afgeronde getallen gemaakte schatting.
Ik kan een globale berekening uitvoeren om uit te rekenen wat een uitkomst ongeveer wordt.