Ik kan, met behulp van BINAS, elementen onderverdelen in metalen en niet-metalen
H7.1 Opdrachten 2, 8, 10, 11
Ik ken de "tweeling-atomen" met toestandsaanduiding
Ik kan in BINAS opzoeken in welke periode en groep een element in het periodiek systeem staat
Ik kan benoemen welke groep van het periodiek systeem de edelgassen staan en welke eigenschappen ze hebben
H7.1 Opdrachten 1, 5, 6, 10
Ik weet hoe ik een binas moet gebruiken
H7.1 Opdrachten 10 t/m 12
Ik kan benoemen uit welke deeltjes een atoom is opgebouwd
H7.2 Opdrachten 1 t/m 3, 5 t/m 8, 10
Ik kan uitleggen in welke eenheid je de atoommassa uitdrukt en wat het massagetal van een atoom inhoudt
Ik kan gegevens van een atoom uit een schematische tekening aflezen
Ik kan de ontleedbare stoffen (verbindingen) onderverdelen in moleculaire verbindingen en ionaire verbindingen (zouten).
Ik kan aangeven dat ionaire verbindingen (zouten) verbindingen zijn tussen positieve ionen en negatieve ionen
Ik kan uitleggen hoe positieve en negatieve ionen ontstaan
H7.3 Opdrachten 1, 2, 4, 5, 7, 8, 13
Ik kan namen en notaties van de 18 meest voorkomende enkelvoudige ionen geven
Ik kan aangeven of metaalionen en niet-metaalionen positief of negatief geladen zijn
Ik kan de verhoudingsformule van zouten met enkelvoudige ionen opstellen
Ik kan de namen en notaties van de 6 meest voorkomende samengestelde ionen geven
Ik kan beschrijven wat een samengesteld ion is
H7.4 Opdrachten 2, 5 t/m 7
Ik kan beschrijven uit welke deeltjes zouten zijn opgebouwd
Ik kan uitleggen dat de totale positieve lading in een zout gelijk is aan de totale negatieve lading
H7.4 Opdrachten 2, 5, 8, 9
Ik kan de verhoudingsformule van zouten met meervoudige ionen opstellen
Ik kan beschrjiven uit welke deeltjes moleculaire stoffen zijn opgebouwd
Ik kan de naam en de formule van een moleculaire stof opstellen
Ik kan uitleggen wat de molecuulmassa en atoommassa betekenen en deze berekenen
Ik kan het massapercentage van een atoomsoort in een verbinding berekenen
Ik kan met machten van 10 rekenen
H7.6 Opdrachten 1 t/m 4, 8 t/m 11
Ik kan grootheden en eenheden onderscheiden
Ik kan een eenheid omrekenen
Ik kan met significante cijfers werken
H7.6 Opdrachten 5, 6, 12 t/m 15